Woon/werkverkeer (en lol) met een Deauville

Wat vooraf ging…

Wellicht heb je meegekregen dan ik, per 1 oktober 2021, als sofware developer gestart ben bij The Yuki Company, een bedrijf op de Kop Van Zuid, in hartje Rotterdam. Parkeergelegenheid is daar redelijk nonexistent, en wat er is, is hallucinatoir duur. Dus het oorspronkelijke idee was om de Octavia op een P+R-faciliteit neer te zetten, en dan de metro naar de Kop van Zuid te nemen – als je per openbaar vervoer reist, kan je in elk geval gratis parkeren.

Dat viel in de praktijk nog niet mee. In het beste geval deed ik er ietsjes minder dan een uur over van deur naar deur, maar daarvoor moest er geen file zijn, en moest de metro-aansluiting voorspelbaar en naadloos zijn. In doorsnee kostte de trip me zo’n 75 minuten. Bij het kennis maken met mijn nieuwe collega’s vertelde eentje me dat hij er een half uurtje over deed. Dat stak nogal, want hij woont vrij dichtbij ons. Dus vroeg ik ‘m “hoe doe je dat in hemelsnaam?”. Het antwoord was “… met de motor. Die zet ik beneden in onze parkeergarage, bij de fietsen. De huismeester rijdt zelf ook motor, die vindt dat prima!”

Verdikkie. Dat wil ik ook.

Nu wil het geval dat ik alweer bijna 41 jaar een rijbewijs A heb. Dat lag weliswaar alweer sinds 2003 stof te happen vanwege vrouwelijke impedantie, maar het is er nog. En, behalve de motor die erbij hoort, had ik ook alle spullen nog. Dus, na een openhartig en vruchtbaar gesprek met mijn teergeliefde zeerbeminde, en met haar (makkelijker dan verwacht verworven) toestemming, gebeurde dit:


Voici une Deauville!

De volledige benaming is Honda NT700VA Deauville, maar dat zag je, als lezer van dit blog, al aankomen. In Engeland heeft het ding als bijnaam DullVille… en ik kan me voorstellen waar dat vandaan komt. Hij doet z’n uiterste best om 100% functioneel te zijn, en ruwweg 0% opwindend. Zijn motorische broertje, de Transalp 700, probeert het tenminste nog. Het geval wil dat ik heel lang dacht dat ik een Transalp wilde, maar toen ik erachter kwam dat Honda hetzelfde blok gebruikte in een straat-toerfiets met cardan, was ik na een kwartiertje googelen, en niet in de laatste plaats door het HDC forum, om.

Wat is dat nou eigenlijk voor motorfiets?

Goed dan. 65 paarden nemen het op tegen rond de 235 kilo droog aan de haak, dus niet direct snel.

Cardan, zijkoffers, een kuip waarachter het goed toeven is zonder dat ‘ie probeert er retecool (met zuurstokkleurtjes en go-faster-striping) uit te zien. Neutraal stuurgedrag, Combined ABS, grote spiegels op lange stelen waarin je daadwerkelijk kunt zien wat er achter je gebeurt, een normale, bruikbare en betaalbare bandenmaat, een middenbok… allemaal heel praktisch, en geen fratsen. Het is in de grond een middengewicht-toermachine. Da’s een beetje een gat in de markt, middengewicht toerfietsen met cardanaandrijving vind je niet meer (ja, NT1100 en V-strom, ik heb het ook over jullie).

Het gekke is dat iedereen die ‘m Dullville noemt, is er ongegeneerd enthousiast over als ze de kans krijgen om ‘m te rijden.

Om MCN te citeren:

”De Honda krijgt een hoop commentaar voor z’n naam – iemand nog een Dullville? – maar hoewel hij dociel rijdt, is ‘ie ook zo competent dat ik er op een zeker moment aan dacht om er zelf eentje aan te schaffen voor de winter en als allrounder. […]De kuip en het windscherm zijn zo goed, je zit bijna geheel uit de wind, en het zadel zit zo goed dat je ‘t als TV-stoel wilt hebben. […] Het is absoluut een briljante fiets. Zo, dat is eruit.”
[bron: Touring on a Deauville, F650 and Tmax | MCN (motorcyclenews.com), vertaling uit het Engels door de auteur]

Met het exemplaar dat ik kocht waren wel wat dingetjes… die ik niet voorzien had. De accu was aan het einde van zijn werkzame leven, de achterremklauw had denk ik te lang buiten gewoond en was aan een revisie toe, en op de bodem van de linker zijkoffer trof ik één van de sluitdelen aan die in het slot horen te vallen in plaats van onderin de koffer. Nieuwe deksels kosten vanaf €275, als je ze kunt krijgen, maar Honda heeft geen idee waar die dingen nog te vinden zijn.

Daarnaast wist ik dat ‘ie 2000 kilometer achterliep in het onderhoud, dus een beurt (met remblokken) was aan de orde.

… Maar zeg es… hoe bevalt ‘ie?

Na het vervangen van de accu, en vervolgens een 36.000-beurt, inclusief remklauwrevisie bij Goedhart, en een nieuwe voorband (T32)?

Um okay wow.
Ik moet het zeggen: dit is de tamste, maar tegelijk meest achteloos capabele motor die ik ooit heb gehad. Soms loop je tegen van die fietsen aan die heel erg goed zijn in waar ze voor bedacht zijn, en die helemaal niet proberen om op iets te lijken wat ze niet zijn (iemand nog een ‘wannabe adventure bike’ op 17”-wielen met straatbanden?), en daar heb ik wel een zwak voor. De Pan European is ook zo’n ding: singleminded, en achterlijk goed voor waar ‘ie voor bedacht is. Ik vermoed dat bij BMW de champagne ontkurkt werd toen ze daar hoorden dat Honda besloot te stoppen met dat ding.

Het blok is hetzelfde stress-vrije blok als in de Transalp 700, waarbij niet alle vermogen uit de beschikbare cc’s geperst wordt, en derhalve met de reputatie dat ‘ie je kleinkinderen gaat overleven.

De sportieve rijder zal de voorkeur geven aan traditionele, gescheiden bediening van de voor- en achterrem, maar de Deauville zal vermoedelijk het laatste zijn waar de sportieve rijder aan denkt, en voor de toerrijder is het Combined Braking System vermoedelijk het beste idee sinds gesneden brood, dus dat is precies wat Honda erop heeft geschroefd. En in combinatie met het voortreffelijke ABS-systeem (standaard op de in Nederland geleverde NT700) wordt remmen behoorlijk foolproof.

Met andere woorden: voor iemand die de motor voornamelijk zal gebruiken voor woon/werkverkeer in het alledaagse verkeer is ‘ie ideaal. Vlot genoeg om alles op vier wielen dat niet behoorlijk exotisch is achter zich te laten bij het stoplicht. De tussenacceleratie (zeg van 80 tot 130) is minder snel dan die van onze combi, maar die heeft dan ook behoorlijk meer paarden aan boord dan een Octavia zonder RS-badge mag hebben). De topsnelheid zou rond de 190 moeten zijn.

Niets om over naar huis te schrijven, dus. Dat doen we dan ook maar niet.

Maar het is genoeg. Kruisen aan 130 km/uur gaat moeiteloos en comfortabel, en als je dat niet vlot genoeg vindt, koop dan maar een ST1300. Van mij hoeft het niet.

Maar is het nog een beetje leuk?

Om je eerlijk de waarheid te zeggen: veel leuker dan ik gedacht had! Na er een maand of drie (van half oktober tot begin januari) mee geleefd te hebben, en weer mijn motorreflexen terug te hebben gekregen, vind ik het echt een gaaf ding.

Ik dacht dat ‘ie gewoon bijzonder adequaat zou zijn, maar het is nog een lollig ding ook. Hij is niet vies van een beetje gooi- en smijtwerk, en stuurt minder log, ook in stadsverkeer, dan je zou verwachten van een motor met zo’n 258 afgetankte en rijklare liters.

En het blok is smeuiig en pakt lekker op, dus met een beetje in de versnellingsbak roeren (“whip the ponies” zei Richard Hammond) valt er best assertief te rijden. Daarnaast heeft ‘ie de onmiskenbare V-twin “phutphut phutphut” soundtrack. Niet lawaaiig, integendeel! maar wel met een zekere waardige autoriteit.

En als je lekker op je gemakkie aan het phutphutten bent, vindt het blok het helemaal niet erg om net boven de tweeduizend toeren gehouden te worden, dus je hoeft eigenlijk, tenzij je bijna stilstaat, niet meer lager dan z’n twee te tuffen.

Van cardanreacties is helemaal niks te merken; er is hoegenaamd geen reactie bij gas geven of minderen in een bocht. Het gas loslaten in een lange bocht op de GS850 die ik 250.000 km gehad heb leidde onveranderlijk tot een korte hartstilstand, maar niet met deze fiets. Zelfs terugschakelen in de bocht brengt ‘m niet van de wijs.

En dat is gelijk ook de belangrijkste karakteristieken van de Deauville: het lijkt onmogelijk om het ding van z’n stuk te brengen. Qua stuureigenschappen is het ding zo voorspelbaar als een goed opgevoede Duitse herder.

Wat betekent dit voor mijn woon/werkverkeer?

Nou, dat is er een stuk leuker op geworden.

In het begin was het, na achttien jaar niet rijden, best even wennen. De eerste week of zo reed ik heel defensief, met eerder vier of vijf seconden tussenafstand dan twee, en geen tussen-de-file-doorrijden. Maar na een weekje of zo voelde ik mijn reflexen weer terugkomen… een paar auto’s vooruit kijken, vermijden dat je achter een busje of een vrachtwagen zit, en zodra het verkeer op de linker baan op een harmonica van 70 km/uur gaat lijken, verkassen naar de rechterbaan, om daar net zo snel op te schieten… en bovendien uit te kunnen wijken naar de vluchtstrook als die Audi Q7 in je spiegel dichtbij genoeg komt om te zien wat het merk is van je topkoffer. Of als voor je de boel op mekaar klapt. Of allebei…

En toen ik door trial and error had uitgevogeld wat de rijtijd was met het minste oponthoud, zag ik kans om de rit naar kantoor in tussen de 30 en de 35 minuten te doen, en de terugreis in ongeveer veertig. Dat is effectief een 50% reductie in reistijd, en een 100% toename in rijplezier.

En als klap op de vuurpijl spaar ik nu 4 euro 20 aan metrokosten uit per reisdag, en verbruik ik  ongeveer 60% van de benzine die ik in de auto zou verstoken. Da’s dan weer handig in het gesprek met mijn echtgenote.

Dus u is er blij mee?

Nogal.

Sta mij toe dit te illustreren. Toen de motor in onderhoud was, kreeg ik een Suzuki DL650 V-Strom uit 2021 als leenmotor mee van Goedhart. Elf jaar jonger dan de Deauville dus.

Ik was, ongelogen, blij dat ik daar maar drie dagen op heb moeten rijden.

Ultiem zitcomfort, beweert Suzuki punt NL… ze moesten zich schamen. Waar de Deauville een zetel heeft, is de buddy van de DL650 een smal houten keukenkrukje.

Ja, het ding heeft zes versnellingen, en de Deauville maar vijf. Daar vallen serieus mensen over, maar de V-Strom maakt meer toeren in zes dan de Deauville in z’n vijf. En in vergelijking met de kuip op de Deauville biedt het Soes-schermpje boven de koplamp ongeveer net zoveel bescherming als een natgeregend exemplaar van het plaatselijke sufferdje.

Ik geef toe, ik val de V-Strom vermoedelijk wat hard. Maar van een motor die elf jaar jonger is, en die heel niet slecht staat aangeschreven, had ik meer verwacht. Wat eens te meer aangeeft dat zo’n Deauville eigenlijk toch stiekem een onthutsend goed ding is.